
Wij vissen veelal op polderwater en ondiepere (stadse) sloten. Dan praat je over het algemeen over water variërend van 60cm tot iets over de meter diep. Uiteraard wordt er wel eens uitgeweken naar dieper water, maar dan zijn dit vaak vaarten / plassen met een diepte van twee tot drie meter.
“Onze manier van doodaasvissen is simpel doch doeltreffend.”
Dure doodaashengels, rodpods en beetmelders komen er helemaal niet aan te pas. Onze eerste doodaas-avonturen waren zelfs nog met de misschien wel bekende rood-witte klikdobbers. Je zette ze boven je onderlijn, zodat je zonder je montage hoefde te veranderen snel kon vissen.
Hengel
De laatste jaren zijn we echter overgestapt op simpele doch kwalitatieve karperstokken. Onze hengels zijn 3m tot 3.6m. Het verschil in lengte heeft te maken met stekkeuze (wil je makkelijker ver uit de kant vissen of verder werpen). Met 2 tot 3lbs zijn het ook nog eens lichte stokken. Genoeg body om de haak te zetten, maar meer dan genoeg flexibiliteit om optimaal van de dril te kunnen genieten!

Molen
Molens vinden wij erg belangrijk. Een goede slip en baitrunner zijn een must. Lees wat reviews, kijk hoeveel kogellagers erop zitten (wij kopen zelf niet met minder dan vijf), en let op een goede balans tussen hengel en molen. Heel groot hoeft het niet te zijn. Wij hebben formaat 2000 of 3000.
Lijn
Gebruik hier waar jouw persoonlijke voorkeur ligt. Wij gebruiken drijvende gevlochten lijn, dit heeft zowel voor- als nadelen. In licht stromend water (of met een stevig windje) komt er of blad / rommel tegen aan, en gaat je dobber sneller driften. Het laatst genoemde kan je ook als voordeel zien. Het fijnste voordeel vind ik dat er 1. geen rek in de lijn zit, dus de haak goed gezet kan worden en 2. de lijn goed gevolgd kan worden tijdens het strak draaien alvorens aan te slaan. Qua dikte zitten wij vaak rond de 20/00. Nogmaals, voel je vrij in wat jij fijn vindt!
Schepnet
Een goed rubber schepnet is geen overbodige luxe, over het algemeen zit je lang op dezelfde stek dus je hoeft het niet met je mee te slepen. Een net met grote rubberen mazen bied genoeg ondersteuning aan de vis en de haken komen niet snel vast te zitten. Zeker als je in je eentje bent is een goed net een must have!

Montage
Een goed zichtbare dobber vinden wij fijn. We vissen nu al een tijd met dobbers van 35 gram. Dit betekent dat er onder de dobber ook een schuiflood van 25-30 gram wordt geplaatst. Vis je nou met erg grote aasvissen, dan kan je ook lichter schuiflood eronder monteren. Boven en onder de dobber wordt een rubberen stoppertje geplaatst, zodat er makkelijk in diepte gevarieerd kan worden. Ook het schuiflood wordt (vanwege het schuiven en beschermen van de knoop) ‘ingeklemd’ tussen stoppertjes. Een lange onderlijn (45cm) gevolgd door een enkele dreg maat 1/0.

Aas
Voorns van 12-15cm hangen het meest onder de dobber. Uiteraard wordt er gewisseld tussen brasems en baarzen van dat formaat. Soms gaat er een sardine aan de haak, deze zijn ietwat groter. Ik vis dan nog steeds met een dreg. Je kan ervoor kiezen om een elastiekje om de dreg en vis te monteren. Zeker bij zachtere zeevis is dit een aanrader. Ook de haak door het kopgedeelte halen is een optie, deze is vele malen steviger. Anders wordt de haak altijd onder de rugvin geprikt. Wat je zou kunnen doen om de vangkans nog meer te vergroten is de haakpunt in de vis te prikken, en een cm later er weer uit te laten komen, zie het als een soort hechting. Je zal dan zeker voorzichtiger moeten werpen, maar heb je beet en sla je aan, ben je ervan gegarandeerd dat de haak uit de aasvis gaat (en dus hopelijk in de bek van de gulzige rover).

Diepte
Zoals eerder benoemd, vissen wij op ondiep water. Waar veel artikelen zullen aanraden om op de bodem te vissen, of er net iets boven, hebben wij de ervaring dat op ‘half’ water erg goed wordt gevangen. Het is immers een kleine slag omhoog voor de snoek om je aasvis te pakken. Zo variëren wij dus altijd met een diepere aasvis, en een zwevende aasvis. We hebben veel dagen meegemaakt dat de zwevende aasvis met afstand het meest in trek was, wat resulteerde in viermaal een aasvis onder een dobber met een diepte van ongeveer 50cm.

Aanslaan
Tien tellen wachten vind ik persoonlijk een achterhaald en slecht concept. Ik vind het namelijk niet erg om eens een keer mis te slaan (waarvan je dan nog steeds niet zeker weet of het komt door ‘te vroeg’ aanslaan). Op het moment dat de dobber onder gaat, wordt meteen de hengel gepakt, strak gedraaid en eenmaal goed de haak gezet. Dit resulteert nog steeds in veel vis, en relatief weinig misslaan. Het allermooiste is, is dat het nooit gebeurt dat er een snoek wordt gevangen waarvan de dreg niet meer zichtbaar is, omdat deze al in de slokdarm zit.

Stekkeuze
Investeer in je water. Het is super interessant om te weten waar in de zomer bijvoorbeeld grote waterplantbedden staan. In de eerste koude maanden lijken deze namelijk verdwenen, maar onder water zijn hier zeker nog restanten van over. Ook plekken uit de wind, bij huizen en andere interessante obstakels zijn potentiele hotspots.

Tot slot
Het blijft vissen, dat is belangrijk om te onthouden. Op het moment dat je met verwachtingen naar het water gaat, is er een optie dat je teleurgesteld raakt. Op het moment dat je naar het water gaat, geniet van de natuur en van het feit dat je überhaupt kan vissen, is alles wat er gebeurt een bonus.
“Niks is toffer dan de dobber uiteindelijk weg te zien gaan.”
Het aanslaan, kijken hoeveel weerstand er is, en natuurlijk mag je altijd hopen dat er net die ene droomvis aan zit. Want je weet het nooit. Op sommige stekken de eerste keer meteen een metervis, en de 10 sessies erop volgend geen één aanbeet. Wij zijn in ieder geval blij als we kunnen vissen, en elke gevangen vis is kers op de taart.
